Na eindelijk een goede nacht, vertrekken wij de volgende morgen naar het noorden, richting Noorse grens. Noorwegen is echter vandaag niet onze eindbestemming. Via Våmhus rijden wij naar Alvdalen. Alvdalen is een wat groter plaatsje en het is er meteen wat drukker. Net als wij voor ons eerste en óók enige stoplicht van de dag stil staan schiet er schiet er plots een eland, statig maar toch snel van rechts naar links over de weg. Zo snel dat wij niet eens in staat zijn een foto te maken.

Wij vervolgen de weg richting het donker – the dark – of zoals de zweden zeggen: Mörket. Mörket ligt midden in het Fulufjellet National Park. Na een lange, rustige, weg richting Idre en Röros, waarbij de heuvels rondom ons steeds hoger lijken te worden slaan wij uiteindelijk links af voor de laatste 17 kilometer richting Mörket. Rechts van ons zien wij een parkeerplaats; verder op een paaltje midden op de weg, verder doorrijden is onmogelijk. Vanaf de parkeerplaats heb je direct een mooi uitzicht op de de berg Stadjan. Rondom iets dat je als een soort pleintje zou kunnen beschrijven bevindt zich een restaurantje annex souvenirshop, wat verder borden waarop wandelroutes staan aangegeven en een bezoekerscentrum. Om een of andere reden lopen wij altijd eerst even het bezoekerscentrum binnen – dan weet je wat je tegen kan komen en wat er te zien is.

Het is een mooi gebouw, met houten wanden en voor en achter veel glas. Als je het bezoekerscentrum doorloopt kom je uiteindelijk bij een hele grote glazenwand, waar je met een verrekijker heel mooi het park in kan kijken. In het park zouden wij elanden, beren en lynxen tegen kunnen komen. In het bezoekerscentrum is een film te zien over de grote overstroming die het park in 2001 heeft getroffen. Op het moment dat wij de film willen gaan bekijken zijn de deuren van de bioscoop echter gesloten. Wij besluiten niet te wachten op de volgende voorstelling en het park maar in te wandelen om zelf te zien welke enorme schade de overstroming in het park heeft aangericht. Het pad richting de Njupeskän, de waterval met het hoogste verval in Zweden, is een mooi pad, deels over houten vlonder en langs houten trappen. Aan het begin van de route is in diverse talen het verzoek om niet buiten de paden te treden te lezen. De verleiding blijkt voor een enkeling te groot, anders kan ik het niet uitleggen, dat sommige toch dwars door de natuur heen banjeren voor die ene foto.

De natuur is prachtig – iets wat volgens mij wijst in de richting van de overstromingen zijn de kale bomen die, op ene of andere manier gedraaid lijken te zijn. Alsof iemand ze heeft uitgewrongen. Na een houten toiletgebouwtje dalen wij, via een lange trap naar een laag, houten bruggetje, over een beekje met snelstromend water. Het is leuk om daar een foto van het gezin te maken, maar net nu zijn de batterijen op. De batterijen worden vervangen en de foto wordt snel genomen. Hier kan, blijkt later, niet iedereen op wachten en ons gezin is op de foto dan ook met één lid uitgebreid.

Vanaf de trap heb je overigens al een heel mooi uitzicht op de Njupeskän. Wij lopen het houten pad richting de waterval op. Het pad, met links en rechts leuningen, loopt schuin omhoog, een soort vals plat. Het pad eindigt in een plateau met banken rondom, met aan de kant van de waterval een opening, waardoor je, als je dat zou willen door kan lopen tot vlak onder de waterval. De voertaal op het plateau is Nederlands, al willen de Nederlanders daar, zo lijkt het, niet echt iets van weten en is het net of men het vervelend vindt landgenoten tegen te komen midden in de natuur.






Het pad terug loopt van het beekje weg, onder de rotsrand langs. Ook lopen we minder over houten vlonders. Onderweg hebben wij, andermaal, een prachtig uitzicht op de Stadjan. Als onze jongste zoon met twee gesloten voeten een trap op springt, hoor ik boven een vrouw achter mij lachend zeggen: “Die is ook niet moe te krijgen”.

Bij het pleintje aangekomen steken wij dit schuin over – trek in koffie maar er moeten ook nog ansichtkaarten verstuurd worden. Ik koop koffie, frisdrank en een paar muffins. Andermaal gaat het fout met het wisselgeld. Ik moet SEK 175 betalen, ik betaal met SEK 190 en krijg SEK 100 terug. Ik help de caissière herinneren dat ik haar SEK 190 geef en dat ik dus geen SEK 100 terug kan krijgen. Andermaal is het in orde, ik vergis mij, zegt de juffrouw. Wij overleggen aan de koffie even over de vraag of wij al terug gaan naar het huisje of dat wij ’s middags nog iets gaan doen. Wij besluiten de ANWB Goud gids er op na te slaan en besluiten door te rijden in de richting van de Stadjan. In het bezoekerscentrum zag ik een mooie foto van de Stadjan met op de voorgrond een kudde rendieren. Nu ben ik ook weer niet zo onrealistisch dat ik verwacht daar straks ook een kudde rendieren tegen te komen, maar de berg lijkt mij ongerept, woest en kaal.

Op de kaart ligt de Stadjan in de richting van Idre. Waar wij precies moeten zijn is niet geheel duidelijk, maar daar komen we wel achter. Van Mörket terug naar de hoofdweg en dan richting Idre. Vlak voor Idre zien wij een bord, “Stadjan” rechtsaf. Op goed geluk slaan wij rechtsaf en belanden op een grindweg. Al snel heb ik het gevoel echt in de wildernis van Zweden beland te zijn. De weg is meer voor een 4-wheel-drive, maar de natuur is fantastisch mooi.

Wij worden dan ook ruw uit onze droom gewekt door twee bloembakken die links en rechts van de weg, aan het begin van wat op een bebouwde kom lijkt, de snelheid uit de weg moeten halen. Direct achter de bloembakken volgt een bord “P – Stadjan”. Wij komen uit op een parkeerplaats van een vakantieparkje. Niet helemaal zeker van onze zaak draaien wij de auto en willen de parkeerplaats afrijden, als een oude man ons met handen en voeten probeert te bewegen toch vooral op de parkeerplaats te blijven. Wij rijden door, rechtsaf, maar komen niet veel verder, andermaal draaien wij de auto, terug de parkeerplaats op. De oude baas is inmiddels verdwenen. Zou hij geweten hebben wat wij zochten?

Wij stappen uit, pakken onze rugzakken, onze stokken en gaan op pad.
Al snel loopt de weg dood voor een vakantiehuisje. Voor de derde maal komen wij op de parkeerplaats en zien nog net dat twee mensen een smal pad over stenen, langs een watertje nemen. Omdat wij verder niets anders zien besluiten wij ook het pad langs het water te nemen. Het pad gaat over houten planken door een moeras. Na het moeras gaat het pad vrij stijl omhoog, tussen de bomen. Het barst van de muggen en stil staan is solliciteren op een muggenbeet. We zetten de pas er stevig in en pauzeren pas als wij het bos een beetje uit zijn. De Stadjan is nog nergens te bekennen. Toch kan deze niet ver weg zijn. Onderweg lopen we langs een bordje “Stadjan 4 km”. Na het bos gaat het wat minder stijl omhoog. Er waait een fris windje en het is direct een stuk beter te doen.

Over de eerste heuvel zie ik plots de Stadjan. Het wordt nog wat vlakker en het uitzicht vind ik al geweldig. Halverwege kom ik een echtpaar tegen uit Nederland. Zij vertellen dat ik voor het echt mooie uitzicht naar de top van de Stadjan moet. Met andere woorden – doorlopen dus. Ik ben ondertussen al 1x door mijn enkel gegaan. Het stuk dat ik nu loop is vrij vlak tot vlak onder de top, waar het ineens vrij stijl omhoog gaat. Ik vind de wandeling inmiddels wat minder aangenaam. Mijn jongste zoon blijft bij mij en zegt om de 5 minuten: “Pap, als het niet meer gaat pauzeren wij even”. Wij lopen verder. Mijn vrouw en mijn dochter zijn inmiddels aan het laatste, meest steile stuk begonnen. Mijn oudste zoon loopt ergens halverwege. “Pap, wil je even stoppen”, vraagt mijn jongste zoon. “Nee, het gaat nog wel”, hijg ik benauwd, balend dat ik de Seratide in het huisje heb laten liggen. Halverwege het steile stuk, waar mijn oudste zoon inmiddels ook is aangekomen, wachten ze op ons. “Als jullie terug naar de auto willen is dat prima hoor”, zegt mijn vrouw, als wij ook zo ver zijn. “Nee, ik wil ook graag naar de top”, hoor ik mijzelf zeggen. Ik zeg nog dat mij dat enorm mooi lijkt, je moet tot in Noorwegen kunnen kijken. Wij zijn toch ook vlak bij de grens. Ik heb echter nu wel dorst en ook mijn jongste zoon, die zo lief, steeds bij mij is gebleven, wil wel wat drinken.

De rest loopt door en wij prikken onze stokken in de grond. Ik doe mijn rugzak af en wij gaan zitten. Wij zitten nog maar net of mijn rugzak rolt zo’n 20 meter naar beneden. Ik zit net en baal stevig. Om te voorkomen dat de rugzak nog verder rolt ga ik het halen. Teruggekomen heb ik, in de haast de rugzak te halen, mij andermaal verstapt. Ik zie het niet meer zitten om verder te lopen en nu baalt mijn jongste zoon, want hij wil wel graag naar de top. Hij staat op en loopt verder, nadat hij eerst mij gevraagd heeft of dat goed was. Boven aangekomen op de kam zie ik hem verder klimmen. Mijn vrouw die ik ook in de verte zie staan, blijft tot mijn verbazing staan. Dan plots hoor ik haar roepen en zie ik haar ook naar de top lopen. De kinderen hebben inmiddels de top bereikt. Ik heb er enorm de pest in, maar vind het wel knap van de kinderen dat zij als eerste boven op de Stadjan staan.

Later zie ik op de foto’s dat het uitzicht inderdaad geweldig was. Op de top staat, zo zag ik, een trollentoren en ook daar wordt een steen aan toegevoegd. Nu moeten wij dus een keer terugkomen. Ik loop inmiddels voetje voor voetje, met trillende knieën, naar beneden. Vlak voor het bos haalt mijn dochter mij in. Zij moet snel de berg af zijn gekomen, gezien de tijd die wij nog moeten wachten bij de auto, voordat de rest komt. Terug in de auto is het snel erg stil in de auto en liggen twee van de drie kinderen achterin te slapen.


Reacties

Populaire posts van deze blog

You're entering bear country

Nieuw Kopparberg

Nemo